OORLOGSDAGBOEK VAN
TRUUS EN PIET SCHOLTE

Inhoud Deel 1.

De evacuatie. Van Arnhem (Geitenkamp) naar Velp

17 September 1944

Begin dagboek Sperwerstraat 19 Arnhem Geitenkamp.
Begin slag om Arnhem

24 september 1944

Evacuatie naar Velp Hoogstraat 73

2 oktober 1944

Geboorte dochter Cocky in noodhospitaal Velp adres ?

8 oktober 1944

Aanvang tocht naar bevrijd Vlaardingen

8 oktober 1944

Van Velp naar Otterlo. Truus met dochter naar noodhospitaal in het Kruller Mullermuseum. Pa naar familie Beumer

12 oktober 1944

Van Otterlo naar Barneveld

13 oktober 1944

Van Barneveld naar Amersfoort bij Tante Truus.

26 oktober 1944

Van Amersfoort naar Utrecht

28 oktober 1944

Met een rode kruis auto van Utrecht via Woerden, Leiden, Voorburg, Delft en Rotterdam naar Boterstraat ? Schiedam.

28 oktober 1944

Truus gaat avonds op de fiets naar Vlaardingen Oosterstraat 110 haar ouderlijk huis. Eindelijk weer thuis.

DE EVACUATIE.

 


Betrokkenen; Man Piet (Petrus Hendricus) Scholte 33 jaar geboren op 13 januari 1911 te Schiedam.
Vrouw Truus Scholte de Koning 28 jaar geboren op 30 april 1916 te Vlaardingen en bij het begin van het dagboek 8½ zwanger van hun eerste kind.
 

Zondag 17 september 1944

 

Vandaag is het zondag, het is elf uur. We hebben al twee keer alarm gehad. Nu heeft het net weer geblazen. Er trekken ontzettend veel vliegtuigen over, allemaal in groepen van zes.

Daar gaat het licht uit en we zitten nu zonder stroom; gauw wat water erbij getapt en net toen we alles vol hadden, was ook die uitgeput.

Ik zei tegen Piet: "Laten we maar gaan eten, want wie weet wat er nog gaat gebeuren", en ja hoor we waren zowat half klaar, 't was bijna twee uur of daar kwamen de Engelschen vliegtuigen heel laag over en gooiden bommen. We vlogen de gang in. Ook Piet was bang. We dachten beslist, nu zijn er we er geweest, alles stond te dreunen.

Toen het afgelopen was kwam iedereen naar buiten, maar we moesten al gauw weer naar binnen, want er volgde een nieuwe aanval.

Zo ging het de hele middag door. Om een uur of vier hoorden wij dat de binnenstad zo vreselijk getroffen was en ja hoor daar kwamen de eerste vluchtelingen al de Geitenkamp op. Het is een vreselijk gezicht, kinderwagens met wat beddengoed, mensen half aangekleed. Ook Klarendal was erg getroffen en dat is een dichtbevolkte buurt met arbeidersmensen.

Zo werd het acht uur en donker; we zijn maar naar bed gegaan, want we wilden onze kaarsen sparen, voor als we ze soms 's nachts nodig hadden voor de a.s. baby.

In wat voor tijd wordt die verwacht, erger kon het al niet. Alle mensen kijken me met medelijden aan en toch geeft het me iets van sterkte, want ik ben lang zo bang niet.

Maar hoe zal alles aflopen? Zullen we er wel doorheen komen? Zullen we ons kind nog zien?

Afin, we zullen het maar aan Onze Lieve Heer overlaten, we kunnen verder toch niets doen. We bidden maar veel en dan zal alles wel goed komen.

Als de nacht nu maar rustig is, dan zijn we weer sterk voor de komende dag, wie weet wat die ons weer zal brengen?

 

 

Maandag 18 september 1944

 

Het is maandagmorgen zeven uur, we werden wakker door gepraat in de straat (we hebben wel aan een stuk door geslapen). Niemand ging naar zijn werk en wie toch ging kwam al gauw terug.

In de stad is het vreselijk, de kanonnen staan midden in de straat en de Duitsers schieten hele blokken huizen weg. Nog steeds komen er meer mensen uit de stad de Geitenkamp op, 't is te hopen dat we hier nog wat veilig zitten.

De hele dag is het rumoerig, de kanonnen bulderen, dan weer vliegtuigen in de lucht en dan gaat het weer hevig te keer.

Daar tussendoor vliegt iedereen naar de bakker en de kruidenier om nog te halen wat er te halen valt.

Mannen gaan met teilen en wasketels naar de huizen die wat lager liggen, want daar is nog water.

Gelukkig hebben wij een fornuis en kunnen we wat koken betreft nog even vooruit.

Het is net zondag, overal staan mensen te praten en je doet de hele dag niets. Dan sta je bij de een, dan bij de ander en zo gaat de dag om, wat een doelloos leven en wat zal het einde zijn?

Hoe zou het toch in Vlaardingen gaan en moeder denkt natuurlijk hoe is het in Arnhem en Breda, zouden we elkaar nog terugzien? Laten we het hopen.

We horen hier dat Rotterdam al Engels is en dan bent u er gemakkelijker afgekomen dan wij. In 1940 was het in Rotterdam erg en was het hier tamelijk rustig, maar nu zijn de rollen omgekeerd.

Afin, we gaan maar weer naar bed en zien wat morgen de dag weer brengt.

 

 

Dinsdag 19 september 1944

 

Het is weer net zo'n dag als gisteren, overal staan groepjes mensen en je praat maar en je doet eigenlijk niets. Ik ben een spreitje aan 't breien en dat doe ik soms uren achter elkaar. Ik voel me daar erg rustig onder. Nog steeds trekken mensen uit de stad hier naar toe. Het is een vreselijk gezicht, de een heeft veel, de ander weinig bij zich.

En de binnenstad is vreselijk, verschillende grote gebouwen zijn opgeblazen en verder is er ontzettend veel vernield, waar moet dat toch naar toe?

Als nu de Geitenkamp maar gespaard wordt, want er zijn duizenden mensen bijgekomen.

En hoe zou het toch in de andere steden zijn? Zouden die al vrij zijn of zitten die ook zoo in angst? Hoorden maar eens iets van thuis. Maar we zullen hopen dat Onze Lieve Heer ons spaart.

 

 

Woensdag 20 september 1944

 

Ziezoo, de nacht is weer om, eerst was het nog vreselijk kanongebulder, maar verder was het tamelijk rustig.

We slapen nu beneden in de kamer. Ik heb een bed geleend en Piet slaapt in een bed op de grond. Het ledikantje staat er ook bij en we wachten nu maar op de dingen die komen zullen. Ik zou aan de ene kant wel willen dat het kwam maar aan de andere kant, als je nu op bed ligt valt het niet mee.

Vanmorgen ging Piet er al weer vroeg op uit om water te halen. Hele rijen trekken er met wagen, met wasketels en teilen er op uit.

Er wordt weer gezegd: "Je kan aardappels krijgen op het land". Piet er op uit en hij kwam met 12 kilo aardappels thuis. 's Middags ging hij weer en tegen vier uur was hij terug.

Ze gingen weer zo te keer in de lucht en duizenden parachutisten werden naar beneden gelaten. Piet ging er naar kijken, trouwens de hele straat ging er naar toe.

Verder verloopt de dag weer, het loopt alweer tegen achten. Ik ga alvast naar bed, Piet blijft nog even op, maar ik ben ontzettend moe. Het is te hopen dat de nacht rustig is, dan is hij ook gauw weer om.

 

 

Donderdag 21 september 1944

 

Het is weer zeven uur in de ochtend, het verduisteringsgordijn kan weer de hoogte in.

De voornacht was vreselijk onrustig, alsmaar hoorden we kanonnen, maar later ging het wel weer.

Eerst maar eens naar de bakker. Er stonden al honderden mensen, maar ik heb nog voorrang, dus werd ik gauw geholpen. En steeds is het maar weer water halen. Het badhuis is evacuatie bureau geworden en daar is het een drukte van belang.

Nog steeds komen er mensen uit de stad hier naar toe, er wordt wat gesjouwd, wat ze mee kunnen nemen, nemen ze mee. Ik hoop niet dat wij weg hoeven, want dat zou ik vreselijk vinden. Telkens weer komen er vliegtuigen in de lucht en komen er parachutisten uit.

Piet is met zijn buurman hout aan 't zagen, maar ze schieten niet op, telkens gaan ze kijken.

In plaats van koffie en thee maak ik af en toe maar een potje vruchten open, we denken maar, nu hebben we ze hard nodig.

Het grote konijn hebben we ook al geslacht en vandaag heb ik mijn potje vlees ook opgemaakt.

We denken maar zo, als er wat gebeurt, zijn we het ook kwijt, dus eten we het maar op.

Het is intussen half zeven geworden, we hebben net een boterham gegeten. Nu word ik weer een beetje angstig, vooral als het tegen de nacht gaat. Ik hoop maar dat het gauw een einde neemt, want anders krijgen we een hoop zenuwpatiënten. En als het bij mij maar geen nadelige gevolgen heeft, want dat zou ik vreselijk vinden.

Piet gaat met zijn buurman een straatje om, maar ver mag hij niet, want je weet nooit wat er gebeurt.

Ik ga alvast maar naar bed, want ik voel me niet zo lekker en morgen moeten we toch ook weer goed zijn.

 

 

Vrijdag 22 september 1944

 

Na een nacht waarin ik haast geen half uur geslapen heb, is het eindelijk dag geworden.

In de voornacht waren ze weer erg met de kanonnen bezig, later was het wat rustiger. Het is erg mistig, dus kunnen ze niet veel doen. De mannen zijn weer op water uit.

Ik weet het niet, maar ik geloof niet dat ik nog lang zal lopen. Het zal nu best gauw gebeuren.

Het is in de straat tamelijk rustig, een hoop mensen maken een soort put achter in de tuin, voor eventuele straatgevechten. We hebben een oud bed in de kelder gelegd, voor als het voor mij soms nodig is, ik hoop van niet, maar dan ligt het alvast klaar. Ik ga maar weer een poosje breien, dan komt het spreitje toch misschien nog klaar.

Het is net of het zondag is, trouwens dat lijkt het iedere dag. De grote mensen lopen allemaal in goede pakken en de kinderen hebben ook het beste aan. Moet je dan onverwachts eens weg, dan heb je dat tenminste nog.

Ook komt er niets aan de deur, geen bakker, geen melkboer, dus dan lijkt het helemaal zondag. Verder verloopt de dag nogal kalm.

Er komen wat vliegtuigen over die steil recht naar beneden schieten, meer de kant van de stad uit.

Het wordt weer avond en er gaan geruchten dat de Engelschen vlakbij zijn.

Afin, we zullen maar afwachten en zien wat de zaterdag brengt.

 

 

Zaterdag 23 september 1944

 

Het zag er naar uit dat we een rustige dag zouden krijgen, iedereen was kalm, men ging water halen, brood halen en verder verliep alles gewoon.

Maar 's middags om een uur of vier werd er gezegd dat de hele Geitenkamp weg moest, wat een vreselijk iets. Nu dacht ik werkelijk dat de moed me in de schoenen zonk. Ik kreeg het erg op mijn zenuwen, maar Piet zei: "Wees toch kalm en pak alles zoveel mogelijk in".

We hebben gauw de wagen ingepakt en wat kleren. Toen kwam er weer bericht dat we niet weg hoefden en zo wisten we zelf niet hoe of wat.

En daar tussendoor waren ze volop aan 't schieten, de kogels vlogen ons om de oren. Heel de binnenstad moest wel ontruimd worden. Het was een vreselijk gezicht, al die mensen te zien sjouwen. De meesten gingen de kant van Velp en Roozendaal uit, anderen kwamen weer de Geitenkamp op. Iedereen heeft nu mensen in huis. Wij hebben nog niemand, maar als ze komen vragen nemen we ze ook maar. Liever tien er bij dan dat we zelf weg moeten.

Wat een vreselijke wereld toch, hier vlakbij staat een ontzettend zwaar geschut, horen en zien vergaat je als het werkt en zo gaan we de nacht weer tegemoet, dat is wel het ergste.

Piet is achter met de buurman een schuilkelder aan 't maken voor eventuele straatgevechten. Wij gaan nu aangekleed naar bed, want wie weet wat de nacht ons brengt.

 

 

Zondag 24 september 1944

 

Om half zeven waren we al op. Piet wilde vroeg op om te gaan graven aan de schuilkelder. Vanaf vier uur schoten ze vreselijk en de Engelsche vliegtuigen waren niet van de lucht.

Om tien uur ging ik even de weg af en hoorde dat daar alles gesloten was en dat we binnen een uur waarschijnlijk toch weg moesten.

Wat een schrik, we waren verlamd. Piet ging niet meer verder met graven, want dat had nu toch geen zin meer.

We wachten het verder maar af en ja hoor om elf uur kwam het bericht, we moesten maar naar Ede of Apeldoorn. Nou, dat is geen kleinigheid, 18 of 20 km lopen, het was een ontstellende wanorde.

De een zei we gaan, de ander zei we gaan niet en zo wisten we niet wat of we zouden doen. We zouden wachten tot vier uur dan kwamen de officiële berichten.

Intussen gingen we toch alvast maar wat pakken, maar we konden helemaal niet opschieten, dan kwam de een, dan de ander.

Ons kind is er nog niet en toch brengt het ons al zegen, want ik heb zoveel gekregen. De een kwam met suiker, die met een paar blikjes pasta, van een ander een pakje boter en ik kreeg zelfs een konijn. We zijn toen maar verder met pakken gegaan.

Die grote kist, die in Vlaardingen geweest is met appels, hebben we vol met linnengoed gedaan en Piet heeft hem in de grond begraven, in de hoop dat hij er gauw weer uit kan.

Om zes uur, we zaten net te eten, kwam er bericht door dat we allemaal naar Velp moesten. Voor ons was dat niet zo slecht, want wij konden naar Aaf en Jans, wat een groot voorrecht is.

Maar we hadden al afgesproken om maandagmorgen met de hele straat naar Apeldoorn te gaan.

Piet ging gauw naar Velp toe om te vragen hoe of wat, want zij hebben een grote logeerkamer. Aaf ging hem direct leeghalen en zei: "Laat er maar een man of vijftien komen". Zij slapen zelf in de keuken op de grond en ik kon dan hun slaapkamer krijgen. Dat is natuurlijk fijn voor de a.s. bevalling.

Toen hij terugkwam was het al kwart over zeven en Piet zei: "We gaan nu maar alvast, dan ga ik morgen wel terug om nog wat spullen op te halen".

Nu heb ik van Jo wel eens gehoord dat het zo vreselijk was om te vluchten, maar als ze dat zo vertellen gaat het langs je heen, maar nu hebben wij het ondervonden. Het is iets vreselijks, het is niet te beschrijven, het nodige neem je mee, maar wat laat je niet achter.

Ik had zo mooi het kinderkamertje ingericht, onze slaapkamer was keurig in orde, overal extra gewerkt en nu zo alles moeten verlaten, dat is erg hard.

Maar daar moeten maar niet aan denken, je denkt nu alleen maar brengen we het er levend van af? Zien we elkaar nog terug?

Ik ben toen met de kinderwagen op stap naar Velp gegaan en Piet met de fiets. Op de Velperweg was het al een drukte van belang, allemaal mensen die aan 't vluchten waren. Halverwege de Velperweg kon ik niet meer, de hele dag leef je natuurlijk ook al in spanning. Piet is toen gauw op de fiets verder gegaan en Jans kwam ons toen tegemoet.

Net even acht uur was ik daar in huis. Nu, dat heeft natuurlijk menig traantje gekost. Ik zei nog tegen Piet: "ik had wel gedacht om met de kinderwagen naar Velp te gaan, maar niet op zo'n manier, dat had ik nooit gedacht".

Na nog een poosje gezeten te hebben en een boterham gegeten te hebben zijn we om half twaalf naar bed gegaan in de hoop dat het een rustige nacht zou worden.

Dit was een zondag om nooit te vergeten. Hoe zou de volgende wezen? En nog steeds maar geen baby, die wacht zeker op de vrede.

 

 

Maandag 25 september 1944

 

Na een rustige nacht werden we om zeven uur wakker. Eerst even gegeten en toen gingen Piet en Jans met een handwagen naar de Geitenkamp. Ik ben wat boodschappen gaan doen, maar wat er toen van de Velperweg af kwam is met geen pen te beschrijven.

Het was vreselijk, al die mensen achter elkaar Velp in en wie geen plaats in Velp kreeg maar verder naar Rheden, De Steeg en Dieren.

Iedereen nam nog mee wat kon op kinderwagen, paard en wagen, handwagen, fietsen ed.

Ik stond even te kijken, maar kon het niet langer aanzien.

Om acht uur vanavond moet alles uit Arnhem weg wezen en dat voor een kleine 100.000 mensen. Ik ben reuze dankbaar dat wij hier zijn, want de meeste mensen weten niet eens waar ze naar toe moeten. Een familie van zes personen is met ons meegegaan en hebben de grote kamer.

Vanmiddag weer een vreselijk bombardement op de stad. Het schudde er hier ook van, maar we zijn  er weer door en dan zijn we weer reuze dankbaar.

Piet is vanmiddag nog even naar huis geweest en op de Paasberg waren de Duitsers de huizen al aan 't plunderen, wat zullen wij ervan terugzien? We hebben veel meegenomen, vooral de weck enz. Een hoop heeft Piet op de vliering gezet en het luik dichtgespijkerd, in de hoop dat we dat dan terugvinden.

We bidden veel, meer kunnen we niet doen.

Vanmiddag ben ik op een verloskundige uitgeweest en naar de zuster van het Witgele kruis. Dat moet nu allemaal veranderen. Die hulp uit de stad, die krijg je nu ook niet meer, maar als de zuster maar twee keer per dag komt en verder zal Aaf me wel helpen.

Ik denk maar niet veel verder, want dan word ik zo akelig.

Vanmiddag weer een groot bombardement op de stad. Het wordt al weer donker, wat zal de nacht ons weer brengen?

Aaf is met die mevrouw de vaat aan 't wassen en Piet is even naar de verloskundige toe.

Steeds gaan er grote tankwagens voorbij, dan weer naar Arnhem toe, dan weer van Arnhem af. Het is een leven van jewelste.

Ik eindig nu en hoop morgen weer te kunnen schrijven.

 

 

Dinsdag 26 september 1944

 

Het is al weer half vier in de middag. Ik heb net een uurtje op bed gelegen. Veel slapen doe ik dan niet, maar je rust zo lekker uit.

Vannacht zijn ze weer vreselijk bezig geweest met de kanonnen, later werd het wat rustiger, niettegenstaande hebben we toch lekker geslapen.

Piet is er op uit naar de distributie voor eventuele bonnen. Verder is het vandaag wel rustig, maar het is nog geen avond, er kan natuurlijk nog van alles gebeuren.

Aaf en ik gaan maar eens op brood uit, er staan overal al grote rijen voor de deur, maar ik schiet er wel in, want lang staan kan ik niet meer.

En nog loop ik maar steeds. Vanmiddag kreeg ik mijn kaartjes voor de a.s. moeder. We hebben toen gauw alles er op gehaald en 's avonds hebben we maar eens lekker pannenkoeken gebakken. Aaf vond het zo heerlijk en zat reuze te genieten. We vergaten er echt de oorlog door. Trouwens wij vonden het ook fijn.

Om half zeven kwam de zuster van het Witgele kruis, een hele aardige. Ik liet haar alles zien en ze vond het keurig in orde, alleen vond ze het zo jammer dat ik de doopjurk niet mee-genomen had. Maar ja, ik wist niet dat ik hier naar toe kwam.

Piet wilde hem gaan halen, maar ja dan moest de hele kist opgegraven worden en dat was heel wat. Enfin, we zouden er eerst maar eens een nachtje over slapen.

's Avonds kwam de familie van de andere kamer nog een poosje bij ons zitten en om half elf gingen we naar bed.

 

 

Woensdag 27 september 1944

 

We hebben een hele rustige nacht gehad, eigenlijk te rustig. Aaf vindt het tenminste niks, zo schieten we niet op, zegt ze.

Piet heeft toch maar besloten om de kist te gaan halen.

Om half tien ging hij met Jans met een handwagen naar de Geitenkamp en om twaalf uur waren ze terug. Nou vind ik het toch wel leuk want nu heb ik de doopjurk en verder al het linnengoed hier, in de hoop dat we hier niet weghoeven. Verder is het tamelijk rustig.

Vanmiddag heb ik een poosje rust gehad en ben ik bij de buren koekjes wezen bakken. Als ik dan op bed ligt, hebben we nog iets.

Later werd ik zo beroerd, dat ik beslist dacht dat de baby kwam.

Op zeven uur ben ik met Piet en Jans nog even naar Mien geweest, want die was jarig en zij zat hier een paar straten vandaan. Van die wandeling knapte ik op, toen ik thuiskwam ben ik toch maar naar bed gegaan, want ik was reuze moe.

 

 

Donderdag 28 september 1944

 

Het is alweer twaalf uur in de morgen, ondanks de oorlog gaan de dagen toch gauw om. Piet komt juist binnen met f 4,00, we krijgen f 2,00 per persoon per week, meer hebben we niet nodig, wat een hoop. hè! Het is een voorschot op het loon.

Vanmorgen heb ik Aaf haar slaapkamer goed geveegd en gestoft en nu kan de baby komen.

Ik voel me op het moment wel beroerd, maar ja dat heb ik wel meer.

Ik eindig maar weer even, want we gaan nu eerst eten. Na gegeten te hebben ben ik eerst even gaan rusten en verder is het tamelijk rustig.

Om acht uur ben ik toch maar naar bed gegaan, want ik was reuze moe.

Ze vliegen en schieten wel weer erg, maar het is nogal veraf.

 

 

Vrijdag 29 september 1944

 

Al weer een dag verder en weer is het twaalf uur, maar het is angstiger dan gisteren. Vanmorgen om acht uur ben ik naar de dokter geweest om een halve liter melk per dag en die krijg ik nu.

Toen ik daar vandaan kwam stond heel Velp op stelten. Iedere man onder de zestig werd aangehouden door de Duitsers en moesten mee. Jans was met Piet en Jo Netto naar Lathum gegaan om te zien of ze wat melk op de kop konden tikken.

Om zes uur vanmorgen gingen ze al op weg. Toe Aaf dat hoorde van dat oppikken is ze met Wil Netto naar het veer gegaan om ze op te vangen en ze te waarschuwen, maar ze kwamen onverrichter zaken terug. Ik vermoed dat ze het al gehoord hebben en verder Lathum ingegaan zijn.

Het is nu weer rustig buiten, misschien is het al weer over. Ik hoop maar dat ze gauw thuis komen.

De een zegt dat het voor aardappelen rooien is en de ander voor putten graven. Het is zo het is, maar we zijn er weer mooi mee.

Ik ben op het ogenblik erg rustig en ik heb goede moed dat ze wel terugkomen. Ik bid er wel voor en dan komt het best wel in orde. Er is nu toch eenmaal niets aan te doen. Als ik maar niet zo liep, dan zou ik het allemaal niet zo erg vinden, maar nu?

Vanmorgen is er weer een andere verloskundige geweest, die mij zal helpen. Ze heeft me helemaal onderzocht en alles was goed, het zal volgens haar wel niet lang meer duren. Aan de hartklop te horen dacht ze aan een meisje, maar volgens mij kan je daar toch niets van zeggen.

Ik eindig nu en hoop als ik weer ga schrijven, dat de mannen terug zijn.

 

 

Zaterdag 30 september 1944     Piet schrijft hiet verder.

 

Het is in de namiddag. Allereerst de reden dat een andere hand dit schrift voortzet. Vanmiddag om twaalf uur begonnen bij Truus de eerste tekenen er op te wijzen dat er werking kwam. Daar het zeer gevaarlijk is om in de speruren over straat te gaan, zodat we tussen 20.00 en 04.00 uur geen hulp kunnen halen, hebben we moeite gedaan om Truus in een kraaminrichting te krijgen. We zijn daar wonderwel in geslaagd en zojuist heb ik Truus er heen gebracht. Het is een ruime school met ruim voldoende verplegend personeel, zowel leken als kloosterzusters, zodat ze daar onder goede hoede is en we maar af moeten wachten hoe het verder loopt.

Gisteren gingen we, zoals Truus meldde, 's morgen om zes uur naar Lathum om melk te halen. We moesten daarvoor het land in. Toen we weer bij het veer kwamen hoorden we dat ze in Velp jacht hielden op mannen van achttien tot zestig jaar. We kregen toen onderdak en goed eten bij een boer en we hebben daar, gewapend met een overal, aardappels gesorteerd op het land, daarna weer gegeten en toen aardappels binnen gehaald. Toen we hierna wilden beginnen om een nachtleger klaar te maken, kregen we het bericht dat alles intussen veilig was geworden, zodat we toen op de vlugste manier naar Velp terugtrokken en om half negen thuiskwamen.

De dag van vandaag had een minder gunstig verloop, Aaf had tweemaal een zenuwaanval, wat ook op de anderen minder gunstig werkte.

De rest heb ik hierboven reeds beschreven.

 

 

Zondag 1 oktober 1944

 

Mijn eerste taak was om een bezoek aan Truus te brengen.

De eerste zuster die ik in de gang tegenkwam vertelde mij dat ik vader was geworden. Achteraf bleek het dat het een vergissing was.

Toen ik gisterenavond bij Truus wegging was zij de enige kraamvrouw en sindsdien zijn er nog twee bijgekomen, die beiden in de nacht een dochter baarden. Met Truus was het nog het oude doen.

Om twaalf uur ben ik weer weggegaan, nog steeds hetzelfde.

Terwijl ik er was gaf de zuster haar de raad wat meer te lopen.

Om drie uur was ze aan 't wandelen op de zaal en ze had zo nu en dan flinke krampen, natuurlijk een goed teken.

Om half acht ga ik nog even horen, wat de nacht kan brengen.

Ook het bezoek van half acht gaf geen nieuwe gezichtspunten.

 

 

Maandag 2 oktober 1944

 

Het bezoek van acht uur bracht geen nieuws. Ik kreeg de mededeling om twaalf uur nog even te komen horen, maar het zal wel weer voor niets zijn. Het is nu bij twaalven, dus ga ik nog even.

Het is nu half drie. Zojuist ben ik terug van Truus.

Toen ik om twaalf uur kwam, lag ze al op de kraamkamer en om één uur kwam een blozende dochter ter wereld van ongeveer 7 à 8 pond met ongekend lang gitzwart haar. Alles had een gunstig verloop.

Vanmiddag om half vijf werd de kleine gedoopt.

Intussen is een bekendmaking aangeplakt dat de evacués uit Arnhem vóór morgenavond acht uur moeten vertrekken in de richting van Ede.

Het is nu vijf uur. Zojuist is Cocky gedoopt.

De volledige benaming is: Cornelia Wilhelmina Theresia Maria Scholte.

Eén van de buren uit de Sperwerstraat heeft de kleine Cocky ten doop gehouden.

De inschrijving in de burgerlijke stand in de gemeente Rheden is ook reeds geschied.

Truus heeft in het noodziekenhuis (een R.K.school) een schitterende verpleging. Direct na de bevalling mocht ik haar een bord pudding met kersen voeren en daarna kreeg ze nog vier sneetjes brood met dikke plakken spek.

Vanavond ging ik langs en toen lag ze een heerlijk kippenboutje op te peuzelen. Eieren krijgt ze ook geregeld.

  Een trotse moeder Truus en Vader Piet met dochter Cocky

 

 

Dinsdag 3 oktober 1944

 

Vandaag ben ik druk in de weer geweest om van het Rode Kruis de vergunning te krijgen om tijdelijk in Velp te mogen blijven, doch het resultaat is nihil, ofschoon ik nu de juiste manier gevonden heb. Morgenochtend ga ik er maar weer op uit. Truus heeft nog geregeld bezoek van de buren.

Vanmiddag kwam het ineens bij Jans op om naar Oosthuizen te vertrekken. En vanmiddag om drie uur zijn ze vertrokken met hoog opgepakte fietsen, vergezeld van de familie Netto, t.w. vader, moeder en twee kinderen (resp. 5 en 2 jaar). De stoet bestond uit drie fietsen en een wandelwagentje, alles hoog opgepakt.

Voorlopig zouden ze proberen vandaag Ede te bereiken en dan morgen naar Utrecht te gaan, alles lopend. Ze hopen vrijdag in Oosthuizen (bij Wormerveer) te zijn. Ik betwijfel het. Het begin van de reis bracht al gestadige regen.

Na hun vertrek ben ik weer naar Truus gegaan. Ze heeft gisteren al drie hechtingen gehad. Moeder en dochter maken het uitstekend.

Hierna ben ik naar het hulpkantoortje van de AKU gegaan en kreeg daar een week loon. Vervolgens nog enige kruidenierswaren in de wacht gesleept bij de fa. De Gruyter, waar de dames Heggelman assisteerden.

 

Woensdag 4 oktober 1944

 

Mijn eerste werk vandaag was een bezoek aan de dokter om een bewijs te krijgen bestemd voor het Rode Kruis, met succes. Daarna laten tekenen bij het Rode Kruis, eveneens succes.

Vervolgens op kaarsenjacht. Een flinke kaars te pakken gekregen. Daarna koffie gedronken bij de overburen van Jans. Tot aan het bezoek verliep alles normaal.

Het is nu vijf uur in de namiddag. Het uur dat nu voorbij is zal ik nooit vergeten. Zo'n angst heb ik nog nooit meegemaakt. Het is absoluut met geen pen te beschrijven. Ik zal echter trachten het verloop weer te geven.

Het is vier uur; in de kraamzaal liggen vijf kraamvrouwtjes op matrassen, welke op de grond liggen. Evenveel baby's liggen in de wieg aan de voeteneinden van de matrassen. De oudste van hen is slechts drie dagen. Verder bevinden zich in de zaal nog enige bezoekers en een verpleegster. Buiten is het tamelijk rustig. Enkele vliegtuigen trekken hoog over en in de verte rommelt het veldgeschut.

De deur van de zaal gaat open en de hoofdzuster komt het einde aankondigen van het bezoek met de mededeling dat we al tien minuten over tijd zijn. Vier uur is het etenstijd voor de kleintjes. Onze dochter en haar buurtje geven al luide tekenen van ongeduld. Ik ben vergezeld van twee dochters van mijn nieuwe hospita die al bij de deur staan, terwijl ik nog even afscheid van mijn dochter neem. Plotseling een ongekend hels lawaai. Vliegtuigen scheren over de daken en laten hun mitrailleurs ratelen. Het gebouw schudt op zijn grondvesten van de bommen die op 150 à 200 meter afstand in de villawijk met tientallen neerkomen. Er ontstaat een panische schrik onder de kraamvrouwen. Zij komen alle vijf overeind en gillen om hun kind. Slechts één verpleegster is op dat moment in de zaal aanwezig en vliegt van de een naar de ander. De twee meisjes, die mij vergezellen, grijpen ieder een baby en geven die aan hun moeders. Ik heb Truus intussen alweer op bed gedrukt en zij vleit haar kleine dochter tegen het hart.

Na een korte pauze ratelen de mitrailleurs weer van rakelings overscheurende vliegtuigen en van het overal in de onmiddellijke nabijheid staande afweergeschut. Het is weer een hels kabaal. Truus, die ik met moeite liggend kan houden, siddert over haar hele lichaam. Even gauw als de herrie kwam is het weer verdwenen. Als blijkt dat de rust weergekeerd is, nemen we vlug afscheid van de zusters, om ze niet in hun werk te storen.

Het is nu zeven uur. Een uurtje geleden stond ik in de Hoofdstraat en er kwam een heer op me af, die op zoek was naar zijn vrouw. Die was gisteren in overspannen toestand in een der noodziekenhuizen opgenomen. Hij vroeg mij of ik hem even wou begeleiden wat ik vanzelfsprekend niet afsloeg. Wat ik niet gezien had was dat hij uit een Wehrmacht auto gestapt was. Ik had A gezegd, dus moest ook B zeggen. In een dergelijk geval kijk je daar niet naar.

Onze eerste reis was naar de inrichting waar Truus ligt, zodat ik gelijk kon informeren, of ze nog nadelige gevolgen had. Volgens de zuster was alles in orde.

Hierna kwamen we nog in een ander ziekenhuis, waarbij bleek dat er verscheidene doden en gewonden waren. Om zes uur, dus twee uur later, waren ze nog druk bezig met het transport van de slachtoffers.

 

 

Donderdag 5 oktober 1944

 

In de ochtend is het zeer druk in de lucht. Het begint met honderden jagers, die kris kras door elkaar vliegen en een nevelgordijn vormen.

Daarna trekken er honderden bommenwerpers en/of transportvliegtuigen zwaar belast over, steeds in groepen van ongeveer 40 stuks. Al spoedig komen dezelfde (?) vliegtuigen terug, maar nu sneller, dus zijn ze blijkbaar hun last kwijt.

Het is nu half drie, ik moet me zo zachtjesaan klaarmaken voor het bezoek aan Truus. Nog steeds (zonder onderbreking) trekken er vliegtuigen over Velp. Wat zal de middag ons brengen?

 

 

Vrijdag 6 oktober 1944

 

Eindelijk van de schrik bekomen. Vier bombardementen in een goed uur. Het waren, wat men noemt, lichte, maar hierbij kwam dat mitrailleurvuur angstig dicht over de huizen ratelde.

De eerste keer was weer tegen het einde van het bezoek en had ongeveer hetzelfde verloop als gisteren.

Bij de tweede keer kon ik nog net de schuilkelder van de benedenburen bereiken. Toen dit achter de rug was snelde ik naar het ziekenhuis om te horen of daar alles goed verlopen was. Gelukkig wel!

Terwijl ik voor het raam sta waarschuwt de zuster me dat ik bij eventueel gevaar direct door het raam moet springen en direct daarop is dit al nodig.

Ik neem een sprong en vlieg door de zaal naar Truus, die net bezig is de baby van een van de andere kraamvrouwtjes te voeden en haar eigen dochter bij die bewuste moeder waant. De wieg van  Cocky staat bezijden de deur.

Plotseling een schok waardoor het hele gebouw trilt, de gangdeur openvliegt en wolken glasscherven en zand het lokaal binnenvliegen. Het is in een oogwenk een chaos van jewelste.

Als alles achter de rug is blijkt dat een der verpleegsters een scherf in de rug gekregen heeft (dit gebeurde op de gang) en er worden plannen beraamd om de patiënten ergens anders onder te brengen.

Plotseling een nieuwe aanval, welke voor de vorige niet in hevigheid onder doet, maar de bommen wat verder vallen.

Hierna wordt besloten dat vier van de vijf kraamvrouwtjes naar huis vervoerd worden.  Maar Truus wordt, vanwege haar hechtingen, naar een andere inrichting overgebracht. Daar in het huis van Aaf en Jan een chaos woedt en het intussen duister is geworden, krijg ik eveneens onderdak in het ziekenhuis. De familie Scholte wordt die nacht in de artsenkamer ondergebracht.

 

 

Zaterdag 7 oktober 1944

 

Vanmorgen ben ik de schade bij Aaf en Jans op gaan nemen. De gordijnen zijn van de ramen gerukt en de vloeren liggen bezaaid met scherven. In totaal zijn er nog maar vier ruiten heel. Het huis is daarom practisch onbewoonbaar.

Zojuist van het bezoek teruggekeerd. Amper was ik in het ziekenhuis of de verpleegster kwam me vertellen dat de zieken en de gewonden de schuilkelder in moesten. Het had eerst heel wat voeten in aarde, eer Truus door die nauwe ingang naar binnen was gedragen. We hebben er ruim twee uur gezeten. Later bleek dat het loos alarm was, want het was die middag ongekend rustig.

In de ochtend trokken er ongeveer 1.300 bommenwerpers over Velp in de richting Duitsland. Vanmiddag moest de Hoofdstraat e.o. om twee uur uit huis zijn wegens het verwijderen van onontplofte projectielen, wat tot vier uur zou duren. Ik heb die tijd nuttig besteed door voor tweeën bij Truus door te dringen (bezoek van drie tot vier uur).

Verder is de dag rustig verlopen.

Zojuist komt een ordonance met een briefje van de hoofdzuster met het verzoek even aan te komen in verband met de evacuatie van Truus. In het ziekenhuis aangekomen hoor ik dat Truus morgenochtend om zeven uur vertrekt en dat ik toestemming heb om mee te gaan.

Net zou ik teruggaan als ze komen vertellen dat er in de stad (!!) Velp weer mannen gevorderd worden voor graafwerk. Het resultaat is dat ik in het ziekenhuis blijf overnachten.

 

 

Zondag 8 oktober 1944

 

Vanmorgen om half zeven ben ik op pad gegaan om vlug het hoognodige voor het vertrek in te pakken. Om acht uur had ik alles in de school en toen maar weer afwachten. Het resultaat was dat we om half drie pas vertrokken en wel naar Otterloo.

Na een reis van ongeveer twee uur, welke voor Truus een goed verloop had, werd ze ondergebracht in het museum van het Nationale Park "De Hoge Veluwe", een zeer geschikte inrichting voor een noodziekenhuis, ongeveer die kwartier lopen van het dorp.

Ik werd in het dorp ondergebracht bij een boer/timmerman, waar ik een slaapkamer toegewezen kreeg.

 

 

Maandag 9 oktober 1944

 

Het eerste werk is een pakje babygoed naar Truus te brengen. Ik zie echter geen kans om tot haar door te dringen en moet wachten tot morgenmiddag.

Daarna pogingen in het werk stellen om een verblijfsvergunning voor Otterlo te krijgen.

Resultaat, een vergunning, tevens maaltijdkaart voor drie dagen, daar volgens een verklaring van een arts, Truus, zonder temperatuursverhoging, donderdag of vrijdag het ziekenhuis mag verlaten, waarna we direct verder moeten trekken.

In plaats daarvan ga ik maar naar Ede wandelen. Vanmiddag om half drie vertrok ik en om half vijf was ik bij Ben. Alles daar in orde, alleen heeft hij vijf Duitsers in huis. De andere huizen in het rijtje zijn helemaal gevorderd, maar omdat hij drie kleine kinderen heeft, mocht hij blijven.

Na verblijf van een uur vertrok ik weer en om kwart voor acht was ik weer thuis.

 

 

Dinsdag 10 oktober 1944

 

Vier dagen achter met het dagboek. Half zeven op om de schade in te halen, dat had ik mij gisterenavond voorgenomen. Precies om half zeven was ik wakker.

Al spoedig begaf de pen het en bij gebrek aan inkt daarna maar het porlood ter hand genomen. Nu ben ik bij en ga vlug wassen en aankleden, brood halen voor vandaag (rantsoen van zeven sneetjes) en dan wel verder zien.

Vanmorgen ben ik naar Velp geweest om nog wat levensmiddelen en dekens te halen. Heenreis per Rode Kruis auto en terugreis per fiets met achterwiel zonder band.

Half drie precies (bezoektijd) was ik in het ziekenhuis, zij het met veel moeite, omdat ik ongeveer drie kwart van de afstand moest lopen.

Direct na het bezoek zou Truus op transport gaan naar Utrecht. Toen ze klaar was om in te stappen ging het plotseling niet door, wegens de voedselpositie in Utrecht en moeten we maar weer afwachten.

 

 

Woensdag 11 oktober 1944

 

Vandaag ben ik weer naar Ede geweest. Alles was wel. Dineke ziet er slecht uit. Ze heeft enige weken geleden bij Gijsen in de vijver gelegen, gelukkig zonder nadelige gevolgen. Verder verliep de dag zonder bijzonderheden.
 

Vanaf hiet schrijft Truus weer verder.

 

Vandaag niet veel bijzonders, ik mag buiten wandelen, maar het valt niet mee. Morgenochtend ga ik weg, waar zullen we terecht komen?

 

 

Donderdag 12 oktober 1944

 

Vanmorgen om tien uur gingen we uit het ziekenhuis. We moesten eerst naar het dorp, naar de evacuatiepost, dat is van het ziekenhuis af een goed uur lopen.

Toevallig was er bij het ziekenhuis een paard en wagen die melk gebracht had en zo konden wij mee naar het dorp Otterlo. Om elf uur kwamen we bij die mensen aan waar Piet een paar dagen geweest was.

Daar kregen we koffie en ik ging gauw onze Cocky helpen, daar was het hoog tijd voor.

Piet ging naar de evacuatiepost om te informeren of wij met een transport mee konden naar Utrecht.

Gewacht en nog eens gewacht, maar tenslotte ging het niet door. Het was hopeloos, de moed zonk mij in de schoenen. Om vier uur ging er een paard en wagen naar Barneveld en daarmee konden wij mee, dus vooruit maar weer op de kar. Dat was ongeveer drie uur rijden. Piet kwam er achteraan op de fiets met een heleboel bagage.

Om zeven uur kwamen we in het donker in Barneveld aan. Bij de Rode Kruispost kregen we brood en melk. Ik moet Cocky gauw helpen, want die is al twee uur over tijd. Dat heb ik gauw gedaan, op het toneel achter der coulissen. Wat kan een mens toch een hoop, als het maar moet.

Piet ging maar weer eens informeren en wij konden onderdak krijgen bij een particulier. De andere mensen gingen allemaal naar scholen toe. Wij dus op weg naar die mensen. Nog even zitten praten en toen gauw naar bed. We waren doodmoe.

 

 

Vrijdag 13 oktober 1944

 

Om half zeven werden we wakker; we hadden niet zo heel vast geslapen, want we moesten samen in een eenpersoons ledikant.

Om negen uur moesten we ons weer melden bij de Rode Kruispost. Vandaar ging er een transport naar Soest, wij wilden dan mee tot Amersfoort en dan proberen een paar dagen bij Tante Truus te blijven en dan weer verder te trekken.

Om negen uur waren we dus bij de Rode Kruispost en daar kregen we weer brood en melk. En toen maar weer wachten, die ochtend vergeet ik niet gauw. Om half drie konden we eindelijk weg.

Nou, ik had ook niet langer moeten wachten, want ik was doodop, al dat geroezemoes in de zaal en al die kinderen en lopen kon ik haast niet meer, dus ik moest steeds blijven zitten. Daar tussendoor Cocky nog een paar keer achter de coulissen geholpen.

Om half vijf kwamen we in Amersfoort aan. Piet was vooruitgegaan op de fiets, die zou dan alvast doorgaan naar Tante Truus en dan mij afhalen met de bagage.

Piet had echter niet zo ver kunnen komen, want hij was onderweg niet goed geworden, een vreselijke diaree. Hij stond toen de wachten en samen zijn we naar Tante Truus gegaan. Piet had een juffrouw vooruit gestuurd en tante Truus en Cok kwamen ons al tegemoet.

We werden heel vriendelijk ontvangen, we troffen het echter weer niet, want net waren we in Amersfoort of er kwamen vliegtuigen over en gooiden bommen. Het was weer even knap angstig.

Toen oom Cor thuis kwam zei hij: "nou, jullie zijn van harte welkom en rust eerst maar eens een paar dagen flink uit."

Na ons lekker gewassen te hebben en heerlijk gegeten gingen we vroeg onder de wol.

 

 

Woensdag 18 oktober 1944

 

In vijf dagen niet geschreven maar alles gaat rustig z'n gang.

Tante Truus heeft het Rode Kruis opgebeld en waarschijnlijk gaan we deze week nog naar Vlaardingen.

We hebben het hier reuze goed en we komen weer helemaal op ons gemak en Tante Truus zorgt reuze goed voor ons. Met Cocky gaat het ook goed. Ze drinkt reusachtig.

Vanmorgen kreeg ik last van een borst; ik ben toen naar een verpleegster geweest en die was bang dat het ging zweren. Ik was er echter gauw bij en ik hoop nu maar dat het gauw in orde komt.

Het is alweer bijna zes uur en het wordt weer donker. Tante Truus is koffie aan 't inschenken en dan gaan we de duisternis weer in.

Ik hoop dat we morgen iets te horen krijgen over naar Vlaardingen gaan! Want hier mogen we niet langer blijven.

 

Vrijdag 20 oktober 1944

 

Het is alweer vrijdag, vijf uur in de middag. We zijn nu al weer een week in Amersfoort. Deze week is gauw gegaan en het is heel rustig geweest, alleen vandaag niet.

Vanmiddag waren we met de pap bezig, toen er een heel stel vliegtuigen overkwamen en weer bommen uitgooiden.

Ik vloog met Cocky in mijn armen de wc. in, want daar is het nog tamelijk veilig. Gelukkig was het gauw voorbij.

Om half vijf, toen ik haar net aan 't voeden was, moest ik weer eindigen en een schuilplaats zoeken.

Op het ogenblik zijn ze in de verte nog steeds bezig, we horen tenminste steeds gedreun.

Piet is met Wim de weck en de blikgroente onder de grond aan 't stoppen. Tante Truus zegt ook, als we dan soms nog eens weg moeten, kunnen ze ons dat niet afnemen, waar ze groot gelijk in heeft.

Vanmorgen hebben we nog opgebeld naar het Rode Kruis, maar er is nog steeds geen auto beschikbaar, zo gauw er een is krijgen we bericht.

Tante Truus kreeg vanmorgen een brief uit Vlaardingen van 8 oktober en daar stond in dat Jans alleen wist dat Truus in een kraaminrichting was opgenomen. Moeder weet misschien niet eens dat Cocky is geboren, maar misschien is die Rode Kruis brief wel aangekomen.

Enfin, we zullen maar afwachten, misschien kunnen we wel gauw door naar Vlaardingen.

Het wordt weer donker. Ik eindig maar weer en zie wat de dag van morgen ons brengen zal.

 

 

Zondag 22 oktober 1944

 

Het is zondagmorgen elf uur, zojuist Cocky geholpen, dat is een heel werk.

Gisteren zijn we weer reuze geschrokken. Een agent van politie kwam vragen of er nog jongens of mannen tussen de 17 en 50 jaar waren. Ome Cor ging naar de deur en intussen waren Wim en Piet onder de grond gekropen. Dat was afgesproken.

De politieman zei dat als er niet genoeg mannen kwamen, dan zou de S.S. komen en die zijn niet mis. Maar Wim en Piet kruipen direct onder de grond, dat is wel voor elkaar. Het is niet te hopen dat ze gehaald worden, dat zou een ramp wezen.

Nog steeds hebben we niets van het Rode Kruis gehoord. Ik hoop maar van deze week. Ik zou dolgraag voor zaterdag thuis zijn voor vaders verjaardag, enfin we moeten maar geduldig afwachten.

 

 

Donderdag 26 oktober 1944

 

Vandaag, donderdag, zijn we per Rode Kruis auto van Amersfoort naar Utrecht gegaan.

Om kwart voor tien kregen we een telefoontje dat we om kwart over tien bij de Rode Kruis post moesten zijn. Ik was juist Cocky aan 't helpen, dus dat kwam mooi uit. Toen haar gauw aangekleed en wij op stap.

Om elf uur kwam de auto en we vertrokken gauw. Om twaalf uur waren we in Utrecht, daar informeerde Piet of we soms gelijk door konden gaan naar Rotterdam. Dat ging niet, maar waarschijnlijk morgen.

Toen zijn we op stap gegaan naar een tante van Piet. Daar waren we om een uur, ze waren juist klaar met eten. Die oom en tante schrokken erg, dat we ineens voor hun deur stonden. Tante ging gauw eten koken en ik ging gauw Cocky helpen, wat de hoogste tijd was.

En zo maar weer wachten en hopen op morgen.

Piet is nog even op de fiets naar Amersfoort gegaan om nog wat goed op te halen bij Tante Truus, wat we vergeten waren.

Cocky ligt te huilen, ik zal haar maar gauw weer helpen.

 

 

Maandag 30 oktober 1944

 

Het is maandag, we zijn eindelijk thuis.

Na een lange reis hebben we toch het einddoel bereikt.

Zaterdagmorgen konden we om negen uur vanuit Utrecht met een Rode Kruis auto naar Rotterdam.

Van negen tot twaalf uur hebben we daar gezeten met een paar vreselijke koude benen. Maar eindelijk konden we toch mee.

De tocht ging over Woerden, Leiden, Den Haag, Delft en dan naar Rotterdam.

In Voorburg kregen we een heerlijke kop koffie. En in de keuken van het hotel heb ik Cocky geholpen, want ze huilde vreselijk.

Om zes uur stond ik met Cocky op de Mathenesserbrug en toen gauw naar de Boterstraat, waar ik om half zeven arriveerde.

Eerst gegeten en Cocky geholpen en toen ben ik nog even op de fiets naar Vlaardingen geweest.

Dus had ik toch mijn zin; op vaders verjaardag thuis.

Zondagmorgen zijn we met Cocky en de verdere bagage, die we nog bij ons hadden, naar Vlaardingen vertrokken. Dat was een vreugde, dat we zo behouden thuis waren gekomen.

Nu eindig ik maar met dit dagboek en zal hopen dat de oorlog gauw voorbij is, dan gaan we waarschijnlijk weer terug naar Arnhem of Piet moet hier een baantje krijgen, dan blijven we misschien wel hier in Vlaardingen.

We kunnen wel erg dankbaar zijn dat we er zo afgekomen zijn.

We weten nog niet wat we nog mee moeten maken, maar we zijn tenslotte nu bij elkaar en dat is een hele hoop waard.